Petrus en Paulus

Petrus en Paulus, de twee topfiguren uit de begintijd van de kerk, twee heel verschillende mensen met een totaal andere achtergrond. Petrus was een visser, toen Jezus tot hem zei: kom en volg mij. Hoogstwaarschijnlijk kon hij lezen noch schrijven. Voor vissers waren er in die tijd zeker geen scholen. Paulus daarentegen kwam uit een totaal ander milieu: hij hoorde bij de ontwikkelde Joden, hij had gestudeerd, met name in de joodse godsdienstige tradities. Tussen deze twee mensen bestond, naar onze tijd vertaald, evenveel verschil als tussen een havenarbeider en een doctorandus in de theologie.


In de evangelieverhalen leren we Petrus kennen als een razend enthousiaste mens, die echter niet altijd even verstandig is. Hij krijgt nogal eens de wind van voren van Jezus. In de handelingen van de apostelen leren we Paulus eerst kennen als een felle tegenstander van Jezus’ boodschap en volgelingen. Hij vervolgde ze waar hij ze maar te pakken kon krijgen, totdat hij bij Damascus een visioen kreeg dat heel zijn leven grondig veranderde. Nu vraagt u zich misschien af: waarom deze beschrijving van Petrus en Paulus, waarom deze nadruk op hun minder goede kwaliteiten en fouten? Menselijkerwijs gesproken zou je eigenlijk moeten zeggen: deze twee mensen zijn helemaal niet geschikt om de grote leiders in de kerk van Christus te worden. En toch zijn ze dat wel geweest. Voor God is niets onmogelijk.
We spreken van de heilige kerk, we spreken van de heilige Geest die de kerk leidt, we zeggen: de kerk is het werk van God, maar we mogen niet vergeten dat God werkt in en door mensen, toen en nu, onvolmaakte mensen, mensen van verschillende culturen en achtergrond. Als de kerk alleen maar mensenwerk geweest zou zijn, dan had ze allang niet meer bestaan. We hoeven niet bang te zijn voor de toekomst van de kerk, want ze is en blijft ook Gods werk.

Pastoor John van de Laar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *